Psalms 107


Het land werd overspoeld door kikvorsen,
zelfs tot in het koninklijk paleis.

1 God zei dat er steekvliegen zouden komen
en het hele land wemelde ervan.
Geen plek ontkwam aan de muggen.

2 Hij veranderde hun regen in hagelstenen,
de hagel en het vuur dat ertussenin op aarde neerkwam,
vernietigden alle gewassen.

3 God vernietigde hun wijnstokken,
vijgenbomen en alle andere bomen.

4 Op zijn woord kwamen er sprinkhanen over het land,
ontelbaar veel.

5 Al het groene gewas
en alle andere gewassen op het land
werden weggevreten.

6 Ten slotte doodde Hij alle oudste zonen in heel Egypte,
de stamhouders, op wie ieder zijn hoop had gevestigd.

7 God leidde zijn volk met goud en zilver het land Egypte uit,
niemand bleef achter.

8 In Egypte was men blij dat zij gingen,
want de Israëlieten hadden de Egyptenaren
grote angst aangejaagd.

9 God gaf daarop een wolk die het volk leidde
en ʼs nachts had het een vuurzuil als lichtbaken.

10 Toen zij erom vroegen,
gaf Hij hun kwartels als vlees te eten,
en elke dag was er meer dan voldoende manna,
dat uit de hemel naar beneden kwam.
Daarvan bakten zij brood.

11 Toen God een rots liet splijten,
was er meer dan genoeg water.
Er ontstond in die woestijn zelfs een rivier.

12 En dat deed Hij allemaal
omdat Hij zijn dienaar Abraham een belofte had gedaan.

13 God was blij toen Hij zijn volk uitleidde,
alle mensen van Israël trouwens ook,
zij zongen het uit.

14 Hij gaf zijn volk
het land van de volken die eerst in Kanaän woonden.
Zij konden er zo van oogsten.

15 Wel verlangde God van hen
dat zij zijn geboden zouden naleven
en zijn wet trouw zouden navolgen.
Prijs de Here!

16
17Halleluja! Prijs de Here.
Hij is een goede God,
want zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.

18 Zou er iemand zijn
die alle goede daden van de Here
kan omschrijven?
Die Hem alle eer kan brengen
waarop Hij recht heeft?

19 Gelukkig zijn de mensen
die rechtvaardig leven,
die altijd eerlijk en oprecht optreden.

20 Denk toch aan mij, Here.
U houdt immers van uw volk?
Red mij!

21 Dan zal ik alle zegeningen
die U voor uw volk hebt weggelegd,
ook mogen zien.
Dan kan ik mij met uw volk verheugen
en dankbaar zijn met het land
dat U ons hebt gegeven.

22 Net als onze voorouders
hebben wij heel erg gezondigd.
Wij hebben niet geleefd en gehandeld
volgens uw wil.

23 Onze voorouders in Egypte
hechtten geen waarde aan uw wonderen.
Zij dachten niet
aan de zeer vele zegeningen
waarmee U hen overlaadde.
Integendeel,
zij kwamen tegen U in opstand bij de Rietzee.

24 God verloste hen echter toch,
ter wille van zijn eigen naam.
Zo werd zijn grote kracht zichtbaar.

25 Hij had de macht over die Rietzee
en maakte er een droge weg doorheen.
Zo liepen zij door die watermassa
alsof het een woestijn was.

26 God verloste zijn volk
uit de macht van hun achtervolgers,

27 die overspoeld werden door het water van de Rietzee:
niemand van hen bleef in leven.

28 Toen pas geloofden zij Hem op zijn woord,
zij zongen lofliederen voor Hem.

29 Maar algauw vergaten zij weer
wat Hij allemaal had gedaan,
zij vroegen God niet om raad.

30 Zij wilden afgoden gaan vereren in de woestijn
en zo daagden zij God uit daar in die woestenij.

31 Zij kregen van Hem wat zij wilden,
maar een deel van het volk kwam om.

32 In het kamp werden zij jaloers op Mozes en Aäron,
die door de Here waren uitgekozen.

33 De aarde ging open en Datan werd verzwolgen,
en met hem ook Abiram
en degenen die met hem gezondigd hadden.
34Het vuur verbrandde allen die God hadden uitgedaagd.

35 Toen maakten zij bij de berg Horeb een gouden kalf,
zij knielden ervoor neer alsof het een god was.

36 God, de Allerhoogste, ruilden zij in
voor een beeld van een grasetende koe!

37 Zij vergaten God,
die hen uit Egypte had bevrijd
en daarvoor grote wonderen had verricht,

38 al die prachtige wonderen in Egypte
en bij de Rietzee.

39 Op dat moment nam de Here Zich voor
hen te vernietigen.
Maar Mozes, zijn vriend,
kwam voor hen tussenbeide
en voorkwam het.

40 Het prachtige land waar zij naartoe gingen,
verwierpen zij
en ze geloofden niet wat God had gezegd.

41 Zij mopperden in hun tenten
en luisterden niet naar wat de Here zei.

42 Toen werd Hij werkelijk toornig
en zwoer een eed
dat Hij hen allemaal
in de woestijn zou laten sterven.

43 Ook hun nageslacht
zou Hij uiteindelijk
onder vreemde volken laten sterven,
hen wegvoeren naar vreemde landen.
Copyright information for NldHTB